Takken

Een verhaal uit de kortedagentijd

Robin vloog rond. Dat kon het roodborstje makkelijk de hele dag doen, rondvliegen, en hier en daar en af en toe op een tak neerstrijken en even kijken of er ergens bessen hingen. Of misschien scharrelde er nog een mier rond. En dan weer verder vliegen. Hij wist precies op welke tak hij kon landen, of hij nou de bocht naar links nam of die naar rechts maakte, altijd kwam hij weer op een mooie tak terecht.

Of eigenlijk wist hij niet dat hij dat wist.

Tot vandaag.

Want vandaag maakte hij die bocht naar links en greep hij mis. Robin sloeg onmiddellijk zijn vleugels uit. Hij dwarrelde door de lucht tot hij zijn nagels om een andere tak kon slaan. Hij keek rond. Nee, op deze tak had hij nooit eerder gezeten. Hij keek opnieuw rond. Nee, die andere tak, die tak die hij kende, waar hij regelmatig op had gezeten… Nee… hij kon niet eens zien waar die tak gisteren nog geweest moest zijn. Weer vloog hij op en maakte nu een bocht naar rechts, en weer greep hij in het niets waar een tak had moeten zijn. Zo ging het nog even door. Telkens als hij op een tak wilde neerkomen, buitelde hij door de leegte van de lucht.

Tot hij ineens begreep dat hij altijd had geweten wat de beste takken waren geweest om op te gaan zitten.

Datzelfde moment zag hij Mees zitten op een grote stapel takken die hij nooit eerder had gezien. 

En het moment dat Robin naast de merel was gaan zitten, wist hij het ineens niet meer. 

Robin bewoog zijn kopje schoksgewijs in alle richtingen waarbij hij onwillekeurig een paar tonen zong.

“Ja…?” zei Mees, die hem vanuit een ooghoek in de gaten hield.

“Het klopt niet,” zei Robin. 

“Het klopt niet…” zei Mees.

“Nee,” zei Robin.

“Wat, Robin,” zei Mees, “wat klopt er niet?”

“Niets,” zei Robin.

Mees strekte zijn hals en voelde hoe hij zich schrap zette om op te vliegen, maar bedacht zich net op tijd dat hij de eerste was die op deze stapel was gaan zitten en dat hij zich niet door Robin liet wegjagen. 

“De tuin,” zei Robin.

“De tuin,” zei Mees.

“Het is de tuin niet meer,” zei Robin. “Het lijkt op de tuin, maar het is de tuin niet meer.”

Mees klauwde zijn teennagels nog iets vaster om de tak waarop hij zat en draaide zijn kop naar Robin. Hij betrapte zichzelf erop dat hij Robin bestudeerde. Het leek er zelfs op dat hij zich zorgen maakte, dat hij probeerde te zien of er iets aan het roodborstje te zien was, iets dat erop wees dat deze bijvoorbeeld met zijn kopje ergens tegenaan was gevlogen.

“Toch is het de tuin,” zei Robin. “En toch ook niet…”

Ergens in hem ontstond een plan, of eigenlijk was het geen plan, niet eens een voornemen, het was meer een drang. En plots vloog hij op, alsof hij wist dat er maar één mogelijkheid was en dat was opnieuw rondvliegen, opnieuw de takken missen die er niet waren en andere takken vinden die er wel waren. 

Vanachter de struiken hoorde Mees een robinriedeltje klinken en hij schudde even met zijn kop. 

Kees Bals

Dit vind je misschien ook leuk...