Boek in de tuin

De boom te lijf gaan

Als zijn moeder alzheimer krijgt en terug naar huis komt, kan hovenier Max het verleden niet langer ontlopen.

Jenny is 25 en studeert in Groningen. Max is 30 en hovenier. Zus en broer gaan naar hun ouderlijk huis om daar hun moeder Johanna op te vangen die terugkeert van Ibiza omdat ze alzheimer heeft. Om de familiereünie compleet te maken verschijnt ook oom Ed, de jongere broer van Gerrit, hun vader. En zelfs Gerrit is er, ook al is hij overleden, maar in ‘De terugkeer’ van Esther Gerritsen zijn dode mensen aanwezig als iemand aan hen denkt. 

Max vond zijn vader twintig jaar geleden op de mat voor de bank waarop de zwaar depressieve Gerrit zijn laatste levensjaren sleet. Huisarts en schouwarts kwamen tot de conclusie dat hij er met pillen zelf een eind aan had gemaakt.

Nu Johanna’s geheugen snel achteruit gaat, is voor Jenny de tijd gekomen om – hoe moeilijk ze het ook vindt – lucht te geven aan haar twijfels: heeft haar vader werkelijk zijn eigen leven genomen? Goed beschouwd berust haar scepsis op weinig. Het onderzoek van huis- en schouwarts was tamelijk oppervlakkig. De huisarts was een goede bekende van de familie, de schouwarts een vriend van de huisarts. En dan blijkt dat oom Ed ook in huis was, die nacht van Gerrits dood. Maar waarom is hij indertijd niet verhoord? 

Jenny wil opgraven: het verleden, de waarheid, én het lichaam van haar vader – voor nader onderzoek. Max – niet voor niets hovenier – wil in de grond laten wat erin zit: het verleden, zijn vervaagde herinneringen daaraan, en vooral het lichaam van zijn vader. Dat opgraven, is dat niet een obsessie van zijn zusje? Die wilde als kind immers ook al haar konijn herbegraven.

Wiedeetut

Max houdt van de status quo. “Hij snoeit struiken, niet om ze te veranderen, maar om te zorgen dat ze min of meer hetzelfde blijven.” Tuinieren is voor hem, de man van weinig woorden, de manier om grip op het leven te houden. Als het tegenzit, probeert hij “als een bezetene” een rododendron te rooien. “Hij trekt, schreeuwt, valt en staat weer op. Maar hij gaat door, alsof de goede afloop van deze klus zal verwijzen naar de goede afloop van alles.” 

Toch krijgt Jenny stapje voor stapje haar zin en ontwikkelt ‘De terugkeer’ zich tot een heuse ‘wiedeetut’. Was het werkelijk Gerrit zelf, of wellicht oom Ed, Johanna, of misschien zelfs de kleine Max?

Maar dat plot ontwikkelt zich tamelijk achteloos. Gerritsen laat ons in de eerste plaats kijken naar de dans tussen de familieleden en vooral naar Max’ strijd. Hij heeft veel om los te laten, en in het bijzonder in de relatie met zijn moeder. Zoals hij in het begin van de roman al probeert bij het knotten van een wilg. “Hij stapt van de ladder af, klimt de boom in en weet dat de takken hem niet lang zullen houden, dat hij zijn balans niet zal kunnen bewaren. (…) Onoplettend, wild gaat hij de boom te lijf en valt niet.”

Kees Bals

Esther Gerritsen, ‘De terugkeer’, De Geus, 244 pagina’s

Dit vind je misschien ook leuk...