Tuinieren met 16 procent zicht

De tuin van… Arthur van Wijk

Elke keer moest ik helemaal naar Bunnik fietsen, waar ik een tuintje huurde achter een boerderij. Ik was al een rommelige tuinier waarbij nog een alibi van druk werk gold. Wat fantastisch toen het bericht tot mij doordrong dat vlak bij onze woning het terrein van tuincentrum van firma Emmelot een volkstuincomplex werd: Abstede. Er was destijds geen wachtlijst! 

In de periode waarover ik het heb, was iets gebeurd, dat hard binnenkwam. De oogarts bij wie ik alleen maar een routinebezoek dacht af te leggen sprak de woorden: “U zult blind worden of slechtziend. We kunnen kijken of het nog wat uit te stellen valt.” Een schok. Ik besloot me er zo min mogelijk van aan te trekken en verdrong het. Allerlei medicatie verhinderde niet dat het rechteroog in 1995 “instortte” ten gevolge van die aangeboren structurele “anomalie”. Het zou tot 2008 duren voor ook het linkeroog voor de bijl ging. Ik hield uiteindelijk rechts nog een zicht van 12 tot 16 procent over en dat bleef redelijk stabiel. Maar de vraag kwam op: kan ik wel tuinieren met dit zicht? 

Het antwoord was eerst: “Nee!” Als je bijvoorbeeld jonge plantjes wenst te rubriceren als onkruid of bedoeld gewas… Het antwoord werd tenslotte toch “ja!” Op basis van een mengsel van koppigheid en plezier. Dus ging ik door, met nog grotere onkruidtolerantie. Gebruik van de door de boer geleverde koemest bracht ook nog onbekendere grassoorten. Maar heel graag ben ik regelmatig op het terrein, zelfs vanwege het zevenblad, de brandnetel en de daslook, waarvan ik eind april tot begin juni soep maak die zeer gewaardeerd wordt. Elk jaar veel pompoenen. Vorig jaar topopbrengst in die bloedhete zomer: 30 stuks. Een paar oude bonenrassen, die in soep of een soort hummus terecht komen. Sla verving ik door snijbiet, die haast het hele jaar haar best doet. Veel bramenjam en dit jaar eens een zeer overvloedige frambozenoogst. Het ziet er allemaal eigenlijk niet uit, maar biedt mij veel genoegen. 

Het allerleukste vind ik het geven van rondleidingen in het kader van het Gilde, of zomaar op verzoek. Voor het optreden als stadsgids geldt hetzelfde als wat ik hierboven beschreef: zolang het zicht zo is als nu kan ik het nog doen, mijn geheugen vangt op wat ik niet zie. “Ziet u dat daar?” Nou, ik zie het niet, maar weet dat het er is. We krijgen altijd veel aanvragen en oogsten (in dit geval zonder gevaar van onkruid, slakken en vogels). Ik blijf er graag nog even mee doorgaan, maar houd in de gaten (letterlijk?) of het nog gaat. Ingmar Heijtze schreef het gedicht dat op de zijgevel van de voormalige Catharinaschool aan de Abstederdijk is aangebracht . Met het slot ervan eindig ik dit stukje: “Wie leeft beweegt en gaat voorbij, maar nu je hier staat en dit leest, zweeft er een glimlach door de straat. Die is van mij.” 

Arthur van Wijk

Dit vind je misschien ook leuk...