De wind ruist door het bamboebos
Rubriek: Boek in de tuin
Veel mensen spreken over hun moestuin als een idylle, een paradijsje, een toevluchtsoord, de hemel op aarde, het land waar het leven goed is. Terwijl het toch ook het terrein is van dood en verderf, van plagen die continu de gewassen bedreigen, van heermoesgier die een uur in de wind stinkt, van buurmannen die hun sigarettenpeuken juist in jouw tuin gooien, van buurvrouwen die de afrastering dertig centimeter jouw tuin in verplaatsen. Nog gezwegen over vallende bladeren, kraaiengekras en het geruis der wind door vergeten maïsstengels. Dat alles terwijl het dodelijkste gereedschap altijd voor het grijpen ligt.
Je begrijpt dat mijn hart opspringt bij de titel van Nicolien Mizee’s nieuwste boek: Moord op de moestuin. (Niet onbelangrijk detail: een moord pleeg je inderdaad op een moestuin, niet in.) Het is schrijfster Judith die op geheel onverwachte wijze een volkstuintje krijgt. Ze verloor haar schrijfinspiratie nadat ze de man van haar dromen tegen het lijf liep. Die krijgt drie dagen na hun huwelijk een hartaanval, waarvan hij amper herstelt omdat hun buurman zijn huis volledig laat herbouwen. Judiths zus Cora ontvoert het stel naar een vakantiehuisje waar ze twee zomermaanden tot rust kunnen komen. Dat huisje op landgoed Groenlust blijkt eigendom te zijn van de zussen Fiep en Anne met wie Judith en Cora rond hun twaalfde een bende van vier vormden. Aangekomen op Groenlust loopt Cora direct enkele tuinders tegen het lijf die daar een tienkoppige volkstuinvereniging vormen. Voordat ze er erg in heeft, heeft ze de net vrij gekomen tuin gehuurd.
En ja, het is ‘paradijselijk’, ‘een idylle’ (flaptekst). Er staat een honderdjarige saffraanpeer, de enige in Nederland. De tuinders hebben afgesproken dat ze ongevraagd elkaars gereedschap mogen gebruiken. Judith krijgt direct pootplanten cadeau van haar buurman. En er is het gezellige gekeuvel over bijvoorbeeld ‘goede buren, slechte buren’. (Judith: “Geen asperge naast de aardbeien planten en geen kool naast knoflook zetten, maar juist wel dille tussen je wortelen zaaien.” Dokter Zeelenburg: “Eigenlijk is daarvan maar weinig bewezen.”)
Maar tegelijkertijd kweekt de dokter giftige planten, klieft Zwanet met één houw haar schoffel dwars door een mol die rondkruipt met de darmen uit het lichaam, wil Fiep van de tuinders af om de grond te kunnen verkopen, is oom Friso 25 jaar geleden spoorloos verdwenen en heeft Kenny maar één doel in het leven: “kapot maken”. Bovendien ruist de wind door een bamboebos.
Deze kroniek van een aangekondigde dood leest alsof je een warm mes door de boter haalt, zodat je amper door hebt dat je al over de helft bent voordat er een kop rolt. En vlak voor het eind worden keurig de mysteriën van Groenlust opgehelderd. Ergens daaronder sluimert Judiths persoonlijke speurtocht naar een doel, een streven. Maar omdat het amper invoelbaar wordt wat haar writer’s block met haar doet, blijft het moeilijk om hierin met haar mee te leven. Daarmee heeft dit boek iets weg van een pompoen. Het hapt lekker weg, maar iets meer bite was welkom geweest.
Kees Bals
Nicolien Mizee, Moord op de moestuin, Nijgh & Van Ditmar, 2019 (239 pagina’s)