Dwalen door een bamboebos

Boek in de tuin
Een roman waarin slechts één tuin voorkomt, haast terloops, in een kleine vijf pagina’s op een totaal van meer dan zeshonderd, is die wel interessant? 

Ja, als die roman – De ommegang – van de hand is van een schrijver – Jan van Aken – van het type waarbij geen mus van het dak mag vallen zonder dat dit betekenis heeft, en als die tuin dan ook nog precies in het hart van het boek ligt, dan is er iets aan de hand.

In De ommegang vertelt Isidorus van Rillington zijn levensverhaal dat zich afspeelt rond 1400. Als vondeling komt hij terecht in een Schots klooster, waar de portier zijn pleegvader wordt. Deze voormalige bibliothecaris voedt hem met kennis en leert hem zelfstandig te denken, waardoor het geloof nooit grip op hem krijgt. Vandaaruit trekt Isidoor de wereld in, in de eerste plaats op jacht naar meer kennis, maar al snel ook op de vlucht voor de vijanden die hij maakt. Zijn avontuurlijke reizen leiden hem in etappes naar Zuid-Europa en vervolgens steeds verder naar het oosten, naar de Zwarte Zee, naar Samarkand en uiteindelijk – Marco Polo achterna – naar China.

Stenen wereld

Isidoor bekwaamt zich als heelmeester maar in zijn hoofd is hij architect. Een architect die in zijn hele leven maar een gebouw neerzet en dat niet eens naar eigen ontwerp. Maar Isidoor leeft, haast letterlijk, met een stenen wereld in zijn kop. Want hij droomt niet alleen van al die gebouwen die hij nog wil maken, maar hij is bovendien een geheugenkunstenaar die al zijn kennis bewaart door elk woord dat hij leest, elke zin, elk boek te koppelen aan de muren, de kamers, de huizen die hij in zijn hoofd opbouwt. Die immense kennis onderhoudt en koestert hij door steeds opnieuw een ommegang te maken door de straten van de door hem geconstrueerde stad. 

En dan, in Samarkand, ontvangt amir Timoer hem in een tuin, een bamboetuin. De plant heeft deze wrede krijgsheer laten aanvoeren uit India en China. Hier in het midden van het verhaal ontmoeten oost en west elkaar. Op subtiele wijze laat Van Aken het cliché over bamboe zien: stevig geworteld, maar flexibel meebuigend met de wind. En hij laat Timoer dat andere, onontkoombare verhaal vertellen: na de bloei sterft bamboe af. De heerser verwijst daarbij naar het christelijke Europa. “Kerken, kathedralen en kloosters zijn gedoemd te verdwijnen, ik heb ze overal leeg zien staan en heb er vele laten vernietigen.” 

Dodelijke wapens

Natura Artis Magistra? De natuur is de leermeester van kunst en wetenschap? De moskee die Isidoor bouwt in opdracht van Timoer stort al op de dag van oplevering in elkaar. En later, op het eind van het boek, als Isidoors bloeiperiode als architect eindelijk lijkt aangebroken, verpulvert zelfs zijn hele wereld, inclusief al zijn zekerheden. Timoer laat niet alleen zien hoe mooi bamboe is en wat een koelte die geeft in een bloedhete stad, maar vertelt even subtiel als cynisch dat je er dodelijke wapens van kunt maken. Zegt dat iets over de menselijke geest? Uiteindelijk heeft Isidoor reden om zich door zijn naasten verraden te voelen. Maar het is ook opmerkelijk dat het slecht afloopt met vrijwel iedereen die hem werkelijk nabij is en dat Isidoor daarbij – voorzichtig uitgedrukt – niet altijd volledig vrijuit gaat.

Zo laat Jan van Aken (het wordt langzamerhand echt tijd dat hij de P.C. Hooftprijs krijgt) ons dwalen door zijn roman. Een ommegang waarbij je het gevoel krijgt dat het niet eens zo veel uitmaakt of die door een stad of door een tuin gaat. 

Jan van Aken, De ommegang, Uitgeverij Querido (628 pagina’s).

Dit vind je misschien ook leuk...