Heerser over je hof

Nieuw tuindersliedboek (2)

Tuinders houden van zingen. Welke liederen moeten een plaats krijgen in het ‘Nieuw tuindersliedboek’? Deze keer over de hoogmoed van de tuinder.

Klein, klein kleuterken!
Wat doede gy in mijnen hof?
Gy plukt er al de bloemkens af,
Gy maekt het al te grof.
Mamaken die zal kijven,
Papaken die zal slaen;
Klein, klein kleuterken,
Maek u maer gauw van daen.

Dit is een van de oudst opgetekende versies van het beroemde kinderliedje, in Oude Vlaemsche liederen, samengesteld door J.F. Willems in 1848. Als volksliedje moet het al veel langer zijn rondgegaan in allerlei varianten, niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Nederland en Duitsland. 

Het thema van het kind dat zich in de tuin moet inhouden, kennen we ook uit het bekendste gedicht van voormalig Oudwijker Hieronymus van Alphen.

De pruimeboom

Eene vertelling

Jantje zag eens pruimen hangen,
o! als eieren zo groot.
’t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
schoon zijn vader ’t hem verbood.

Hier is, zei hij, noch mijn vader,
noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf zes pruimen niet.

Maar ik wil gehoorzaam wezen,
en niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol pruimen,
ongehoorzaam wezen? Neen.

Voord ging Jantje: maar zijn vader,
die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen
voor aan op het middelpad.

Kom mijn Jantje, zei de vader,
kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken;
nu heeft vader Jantje lief.

Daar op ging Papa aan ’t schudden,
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
en liep heen op een galop.

Van Alphen had zijn Kleine gedigten voor kinderen (1778) hoogstwaarschijnlijk bedoeld als liedteksten en verschillende gedichten kregen ook al in de achttiende eeuw een melodie, maar om vast te stellen of dat ook voor De pruimeboom geldt, is waarschijnlijk een bezoek aan de Koninklijke Bibliotheek nodig. Op bijvoorbeeld YouTube zijn veel moderne versies te vinden, waarin vaak de spot wordt gedreven met de oubolligheid van dit gedicht.

In de achttiende eeuw waren deze stichtelijke versjes echter uiterst modern. De Verlichting zag het kind voor het eerst als kind in plaats van als een klein mens. Dat gaf ook het inzicht dat je het kind kon opvoeden tot een goed mens.

Theo Nijland

Die ‘maakbaarheid’ zie je in de achttiende eeuw ook terug in de opkomst van de Engelse landschapsstijl: de mens kan de natuur namaken, zelfs nog mooier maken. De mens schept zijn eigen Hof van Eden en spiegelt zich zo aan God. En ja, daarin moeten kinderen hun fikken thuis houden. Maar ook: zo reiken wij mensen naar het allerhoogste. 

Niemand heeft dit menselijk streven zo mooi en pijnlijk bezongen als Theo Nijland in ‘Tuinieren’ (https://youtu.be/_JewgCE7Lsg).

Wij moeten heersen en als dat over mensen tijdelijk niet mogelijk is, 
doen wij het over planten, over dieren. 
Wij vernietigen en ruimen op onder het mom van scheppen van nieuw leven. 
En wij noemen het tuinieren.

Kees Bals 

(Heb jij suggesties voor Nederlandstalige (óf Friestalige) liederen die een plaats verdienen in het ‘Nieuw tuindersliedboek’? Mail me: keesbals@planet.nl.)

Dit vind je misschien ook interessant...