Aanzie de vogels

Boek in de tuin

Twee mannen trokken zich terug uit de drukke stad om naar vogels te kijken. Dat leverde twee prachtboeken op.

Peter Vos (1935-2010) was bekend om de leeuwtjes die hij wekelijkse tekende bij de rubriek Terzijde in Vrij Nederland en als de maker van het beestenkwartet. Dat spel uit 1970, met onder andere de beruchte Snotaap, Schijtlijster en Kloothommel, komt in menig huiskamer nog steeds met zekere regelmaat uit de kast. Maar Vos zal waarschijnlijk vooral voortleven als de grootste vogeltekenaar die Nederland heeft gehad, groter dan Peter van Straaten, Siegfrid Woldhek of Carel Fabritius. 

Van Vos wordt – terecht – gezegd dat hij geen vogels tekende, maar altijd de vogel die hij op dat moment voor zich had. Hij tekende niet een huismus, hij tekende die ene huismus. Vos ving het karakter van dat beestje. Wij zien die huismus nieuwsgierig naar ons opkijken. Zijn Vos’ vogels daarmee antropomorf, legt hij menselijke eigenschappen in ze? Of is het juist onze eigen blik die dat doet, verleidt Vos ons slechts om nieuwsgierigheid te zien in de ogen van die mus? 

Want uiteindelijk heeft die huismus geen idee van wat wij ‘nieuwsgierigheid’ noemen en blijft het waarschijnlijk toch zoals Marjoleine de Vos in het gedicht ‘Aanzie de vogels’ schrijft, dat hij leeft naar een klein mystiek ideaal: ‘zo grondeloos opgaan in heden / en almaar denken: nu, nu, nu.’ 

’t Ochtendkoor 

Vorig jaar verscheen het prachtige Vogeldagboek, samengesteld uit twaalf schetsboekjes en een dagboek die de uitgever vond bij Vos’ weduwe. De tekenaar vluchtte in 1992 de stad uit naar een huisje bij Lunteren. Hij was ‘mentaal verlamd’ zoals Jan-Pierre Geelen in zijn introductie schrijft. Om weer voet aan de grond te krijgen, deed hij wat voor hem waarschijnlijk het meest basale was: vogels tekenen. Hij maakte lijstjes van de vogels die hij die dag zag. En korte aantekeningen: ‘Dus je luistert naar ’t ochtendkoor en werkt binnen. Af en toe naar buiten om te kijken, wie daar nou weer zingt. (Grote lijster? Vlakbij!).’

Vos had zich voorgenomen een vogeldagboek samen te stellen voor zijn vrouw Saïda. Dat ontroert: hij was zo van de kaart dat hij op de Veluwe het isolement zocht, maar in zijn bezigheden legde hij een lijn naar de persoon die hem het meest met de wereld verbond.

Zeer rijke uren

Eind vorig jaar had ik het grote geluk om het ‘Urenboek’ te krijgen van Pieter-Paul van Laake (1944-2016). Van Laake – oud-leraar Nederlands, ontwerper van fietskaarten, schrijver van wandelgidsen – leed aan de neurologische ziekte ALS. Op het eind van zijn leven, op zijn zwakste moment, deed hij iets soortgelijks als Vos: hij trok zich terug om naar vogels te kijken. Van Laake deed dat in Zeeuws-Vlaanderen. En ook hij wilde een boek maken voor zijn vrouw, Ineke. Hem stond een eigentijdse versie van ‘Les Très Riches Heures’ voor ogen. ‘De zeer rijke uren’ is een getijdenboek dat Paul, Herman en Johan van Limburg in 1410 maakten voor hertog Jan van Berry, één van de mooiste Middeleeuwse handschriften die bewaard zijn gebleven. Van Laake maakte pentekeningen in het Zeeuwse landschap, maar het ontbrak hem aan de kracht om zijn boek zo rijk te illustreren als de gebroeders van Limburg 600 jaar eerder deden. 

Een getijdenboek is een verzameling gebeden bestemd voor specifieke momenten. Van Laake deed iets anders. In de periode 2004-2013, en in het bijzonder in de jaren 2011 en 2012, ging hij regelmatig vogels kijken en schreef dan een uur lang op wat hij zag. Dat deed hij steeds op een ander uur van de dag. Hij rangschikte het per maand, op volgorde van uren. Dan krijg je bijvoorbeeld: maart 7 uur op 24 maart 2010, maart 8 uur op 22 maart 2010, maart 9 uur op 27 maart 2013, enzovoorts.

In elk uur begint hij met een omschrijving van de omgeving. Bijvoorbeeld om 8 uur op 22 maart 2010: ‘Vrachtwagens rijden op de Stelledijk af en aan voor de aanleg van nieuwe natuur. Bij de Wachtsluis is de Willem-Leopold nog onberoerd, op de zompige, bruingroene weiden staat veel water, strepen en vlakken waarin de bleke ochtendlucht weerspiegelt.’ Langzaam wordt hij specifieker en beknopter. ‘Een Buizerd zweeft uit de Oudelandsche toe, zet zich op een weipaal, wordt aangevallen door een Kapmeeuw, blijft. (…) Een groepje Kauwen naar oost. (…) Witte Kwikstaart, Scholekster, Wulp, Veldleeuwerik. (…) Een Zilvermeeuw kliauwt, een Kapmeeuw grijst, boven een Kievit tiereliert de Veldleeuwerik.’

Ze zijn er

Aan Van Laake’s vogels zit niets menselijks. Ze zijn er.

Wat in ‘Urenboek’ gebeurt, is precies wat Marjoleine de Vos omschrijft: nu, nu, nu. 

Witte Kwikstaart, Scholekster, Wulp, Veldleeuwerik.

Geen gebeden. Het mooie is: het werkt.

Kees Bals

Peter Vos, Vogeldagboek, Uitgeverij Müller (160 pagina’s)

Pieter-Paul van Laake, Urenboek, Uitgeverij het 7dal (niet gepagineerd; met CD-rom waarop de boektekst is ingesproken door de auteur)

Beide boeken zijn niet meer, of moeilijk te vinden in de reguliere handel. Probeer bijvoorbeeld www.boekwinkeltjes.nl.  

Dit vind je misschien ook leuk...