Regenwormen: ‘onbeduidend’, maar onmisbaar

Ondergronds (1)

Er leven duizenden dieren in je tuin. De meeste zie je zelden, want ze leven ondergronds. Aan deze bodemdieren kun je aflezen hoe gezond je grond is. In deze eerste aflevering: regenwormen mengen je grond, zorgen voor humus en voor een goede waterhuishouding.

Een van de eerste dieren die we tegenkomen als we een vork in de grond steken, is de regenworm. Een lang ongewerveld roze-rood dier. Maar welke worm? Want er komen zo’n 25 tot 30 soorten regenwormen voor in de Nederlandse bodem en roze-rood zijn ze bij nader inzien ook niet allemaal.

Welke worm

Niet al die soorten zullen we tegenkomen bij ons langs de Minstroom. Welk soort wormen er in de grond zitten is afhankelijk van de pH ofwel zuurtegraad, van de hoeveelheid organische stof en de hoeveelheid vocht in de bodem. Elke soort houdt van eigen specifieke omstandigheden. In een droog heideveld zul je bijvoorbeeld nauwelijks tot geen wormen vinden, want er zijn slechts enkele specialisten die in zure grond kunnen leven, maar in kleigrond voelen veel verschillende soorten zich thuis. 

De kleur van de worm hangt samen met het wel of niet in aanraking komen met zonlicht. Het deel dat in aanraking komt met zonlicht is veelal roodachtig van kleur, de rest is bleek. Wormen die alleen boven komen om voedsel naar beneden te trekken zijn daardoor alleen rood in hun eerste segmenten.

Er bestaan drie groepen regenwormen, afhankelijk van hun gedrag en voedselkeuze, en daarmee van hun plek in de grond. 

Strooiselbewonende wormen kom je tegen in de toplaag, waar ze gangen maken en foerageren in afgestorven organisch materiaal: grof materiaal als bladeren, compost en mest. De gangen zijn weinig permanent maar ze maken wel de toplaag los. Het zijn de kleinere soorten die vrijwel allen geheel roodbruin of paarsrood gekleurd zijn met een lichtere onderkant. Het zijn beweeglijke wormen die gevoelig zijn voor kou en droogte en zuurstofgebrek. Beweeglijk omdat zij het meest te maken hebben met predators.

Pendelaars graven permanente verticale gangen van soms wel anderhalve tot drie meter diep. Ze komen vooral ’s nachts boven de grond om voedsel als plantenresten en bladeren diep de grond in te trekken. Het gehalte aan organische stof in de bodem wordt hiermee verhoogd. De bodemvruchtbaarheid verbetert en daarmee het vochtregulerend vermogen van de bodem. De diepe gangen zorgen voor waterinfiltratie en zuurstof in de grond wat belangrijk is voor ander bodemleven. Tevens maken plantenwortels dankbaar gebruik van deze gangen. Deze wormen zijn langer en hebben een donkere voorkant en een bleke, grauwe, platte achterkant. Van grondbewerking als spitten of ploegen hebben pendelaars het meeste hinder.

Grondeters zijn echte bodembewoners die netwerken van horizontale gangen in de grond maken. Zij zitten in de laag tot veertig centimeter diep en komen in het algemeen niet boven. Zij eten reeds afgebroken organisch materiaal en minerale grond die als een stabiele humus hun lichaam verlaat. Hun uiterlijk is grauw of wat paarsig. Zij zijn minder gevoelig voor kou en droogte en kunnen in een minder actieve toestand overgaan, wat diastase genoemd wordt. Het lijkt dan of de worm in de knoop zit.

Worm in diastase

Het werk dat regenwormen verrichten:

Regenwormen eten zich door organisch materiaal heen. Daarbij graven ze gangen en scheiden ze humus uit. Het klinkt klein maar is groots. Dit maakt ze tot een van de belangrijkste dieren van onze aarde. 

Dit zijn hun verdiensten:

  • Afbraak van organisch materiaal
  • Voedingstoffen / nutriënten komen beschikbaar voor planten
  • Het mengen van voedingstoffen in de bodem
  • Het brengen van zuurstof in de bodem; essentieel voor ander bodemleven
  • Het losser maken van de bodemstructuur
  • Ruimte creëren waardoor plantenwortels dieper en makkelijker kunnen groeien
  • Water kan makkelijker de bodem infiltreren
  • Water wordt door de verbeterde samenstelling van de grond beter vastgehouden
  • Planten kunnen beter groeien

Optimaliseren van omstandigheden

  • Loop alleen op paden en niet over je kweekbedden. Met lopen verdicht je de grond wat het leven in de bodem vermoeilijkt.
  • Breng regelmatig organisch materiaal aan op je grond. Dit is voedsel voor de wormen.
  • Houdt de grond ook in de winter bedekt, dit kan b.v. met groenbemesters of een laagje bladeren.
  • Probeer zo min en ondiep mogelijk je grond te bewerken. Door compost op te brengen hoef je niet meer te spitten.
  • Zorg voor een pH van 4,5 of hoger en calcium in de grond.

En jammer voor de worm maar hij heeft ook zijn nut als een belangrijke voedselbron voor andere dieren als mollen, dassen, egels en vogels. 

Darwin zag het al

Het laatste boek dat Charles Darwin schreef, noemde hij zelf ‘onbeduidend’: ‘The formation of vegetable mould, through the action of worms, with observations on their habits’ (de rol van regenwormen in bodemvorming en erosie, en hun impact op het landschap). Bio-geoloog Filip Meysman van het NIOO: “Darwins boek leerde het brede publiek het belang van bodemorganismen inzien. Voordien werden Regenwormen & Co vooral als te verdelgen ongedierte gezien. Tegenwoordig noemen we de invloed van gravende dieren en wortelende planten op de bodem ‘bioturbatie’. Wat we nu weten over de invloed van bioturbatie op biodiversiteit en evolutie, zou Darwin waarschijnlijk van zijn stoel doen tuimelen.”

Voor meer informatie, lees en luister: https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/darwins-wormenboek
Charles Darwin, Humusvorming door wormen, met observaties over hun levenswijze. Vertaling: Toon van der Ouderaa. Uitgeverij APMBoek. (174 pagina’s)

Ellen van Rooden

Dit vind je misschien ook interessant...