Wisselteelt, hét wapen tegen kwaadaardige aaltjes en schimmels

Zelf groenten verbouwen heeft meer met cultuur te maken dan met natuur. Dat komt doordat de meeste van onze gewassen een mediterrane oorsprong hebben. Daardoor zijn ze bijvoorbeeld gevoelig voor ‘slechte aaltjes’. Misoogst voorkom je met slim tuinieren: wisselteelt.

De meeste gewassen die wij eten komen van origine niet voor in ons land en kunnen zichzelf niet handhaven in ons klimaat. Dan komen wij als tuinders in beeld. Hoe kunnen we zorgen dat deze cultuurgewassen optimaal kunnen groeien? En wat hebben deze planten daarvoor nodig? Alleen een stukje omspitten, wat mest erbij en dan volgens de instructie op het zakje zaaien, daar doe je veel planten, maar zeker ook de natuur, te kort mee.

Niet alleen hebben de meeste planten een achterstand omdat ze liever in Zuid-Europa wortelen, waardoor ze hier een verminderde weerstand hebben, bovendien kunnen we andere problemen proberen te tackelen.

Gevaar vanuit de bodem

In de bodem zit enorm veel leven waarvan het merendeel niet met het blote oog waarneembaar is. Een groep daarvan zijn aaltjes of nematoden. Er zijn honderden verschillende soorten. Versimpeld gesteld kunnen we die in twee groepen verdelen. De eerste breken organisch materiaal af of eten andere aaltjes. Dit noem ik nu de goeie aaltjes. En je hebt aaltjes die parasiteren op planten waarbij cellen worden leeggezogen. Elke aaltjessoort heeft zijn eigen voorliefde voor een bepaalde plant. Dit zijn vanuit ons perspectief de slechte aaltjes.

Alle aaltjes paren en sterven tegen de winter. De eitjes overwinteren in cysten en komen tot leven als er in de nabijheid weer hetzelfde gewas wordt neergezet. Dit kan het volgend jaar zijn of zelfs jaren later. Hoe sneller hetzelfde gewas op die bepaalde plek wordt neergezet, hoe groter de familie van het parasiterende aaltje kan uitdijen en daardoor grote schade kan aanrichten aan het gewas. Maar ook bepaalde schimmels en bacteriën kunnen de overhand krijgen wanneer een gewas te vaak op een zelfde plek geteeld wordt. Aardappelen zijn een goed voorbeeld van deze problemen. Boeren noemen het ook wel aardappelmoeheid van de grond: de aardappelen willen dan eenvoudigweg niet meer op die grond groeien. En waar nu aardappel staat geschreven kun je ook andere gewasnamen invullen. Zoals de verschillende kolen, die samen met andere kruisbloemigen knolvoet kunnen ontwikkelen. Met knolvoet in je grond kun je minstens zeven jaar geen kruisbloemigen meer telen. 

Daar gaan de inspanningen, verwachtingen en oogst van de tuinder. Het klinkt dramatisch maar er is een eenvoudige manier om uitbraken van deze parasitaire aaltjes, schimmels of bacteriën aan banden te leggen. Gewoon door een bepaald gewas iedere jaar op een andere plek te verbouwen. 

Hongersnood of overvoerd

Ieder gewas heeft bovendien zijn eigen voedingswensen. De hele tuin mest geven, geeft mooie kolen, maar uien en wortelen zal je zo weinig oogsten. Want het ene gewas heeft veel voeding nodig en de ander minder. Daar gaat het lekker ontspannen tuinieren, het lijkt een extra studie te worden. Maar ook hier is er een eenvoudige oplossing, en wat nog prettiger is, is dat het dezelfde is: ga tuinieren met een vruchtwisselingschema. Hier vind je een schema met de voedingsbehoefte van planten.

Het gespreide bed 

Behalve vaste teelten als asperge en andere meerjarige planten en bloemen kun je de planten die je wilt telen onderbrengen in een vruchtwisselingschema. Het idee is je tuin te verdelen in percelen oftewel bedden. Een deel waar de vaste planten op staan en de rest van je grond verdelen in zes gelijke percelen/bedden waar per bed een groentegroep op komt te staan. Elk jaar schuiven alle groentegroepen één bed op. Voordeel is dat gewassen maar een keer in de zes jaar op dezelfde plek komen te staan. Zo blijven de verschillende soorten aaltjes, bacteriën en schimmels mooi in evenwicht en vallen ze je planten minder lastig. Ook is het met de bemesting en voeding een stuk overzichtelijker. Want de meeste planten uit dezelfde groep hebben dezelfde voedingsbehoefte. Zo schuif je niet alleen ieder jaar de plantgroepen een bed op maar geef je ook ieder bed de benodigde voeding. Niet te veel en niet te weinig. En komen de gewassen maar eens in de zes jaar op hetzelfde stuk terug. 

Wisselteelt

Voor een aantal planten is de wisselteelt van groot belang. Als je een perceel niet helemaal kunt vullen of bijvoorbeeld überhaupt geen aardappelen wilt zetten kun je dat bed natuurlijk altijd vullen met bloemen of bladgewassen. Die zijn niet zo gevoelig. En tomaten zijn weer van het andere uiterste: zij vinden het heerlijk om altijd op dezelfde plek te staan. Voor al het zieke plantgoed geldt dat je ze het beste kunt afvoeren.

Wachttijd 

  • Erwten, wortel, prei, selderij, ui 6  jaar 
  • Vlas 5 jaar
  • Aardappelen, augurk, biet, kool 4 jaar

Het meest gebruikte vruchtwisselingsschema is dat met zes percelen, waarbij je de verschillende teelten elk jaar één perceel doorschuift.

Bedjaar 1jaar 2jaar 3
1KoolBladVrucht
2BladVruchtWortel
3VruchtWortelAardappel
4WortelAardappelPeul
5AardappelPeulKool
6PeulKoolBlad

 Ellen van Rooden

Dit vind je misschien ook leuk...