Vuile gore populier
Boek in de tuin
De roman ‘Roest’ gaat over het leven in een klein Pools dorp. Een populier op een boerenerf speelt een centrale rol.
Een Pools dorp, Chojny. Niet veel meer dan een samenklontering van boerderijen, een winkel, het huis van de dokter en het station. Hier is de grens tussen keuterboeren en moestuinieren nooit helemaal duidelijk. Het is het decor van ‘Roest’, waarin Jakub Malecki een familiegeschiedenis schetst die zich uitstrekt van 1939 tot 2016, met in de hoofdrollen de kleine Szymek en zijn grootmoeder Toska die hem opvoedt.
Zo’n boek is voor mij onmiddellijk onweerstaanbaar. Het roept herinneringen op aan het dorp waar ik níet ben opgegroeid en waar ik toch altijd heimwee naar zal hebben. Het Brabantse dorpje waar allebei mijn opa’s hun dagen doorbrachten in hun moestuinen.
Omdat in zo’n dorp het leven grotendeels op het land plaats vindt, verwacht ik in ‘Roest’ de moestuinen van mijn opa’s terug te vinden. Helaas komt het niet veel verder dan dat Szymek schik heeft in het werk bij de kwartels en Toska graag in de schaduw zit van de oude appelboom.
Aan de wodka
In dit boek blijft niet alleen het tuinieren en boeren schetsmatig. Dat zal komen door de lange tijdspanne waarin het verhaal zich afspeelt en het groot aantal personages dat de paden van Szymek en Toska kruist. Maar het past ook bij zo’n dorpje. Vaak kan je maar beter niet te veel van elkaar weten, niet te veel met elkaar bespreken. Als het dorp in het begin van de oorlog onder vuur komt te liggen, dan organiseren de inwoners liever een meifeest in september dan dat ze treuren om de slachtoffers. Wat er in het concentratiekamp in de nabije bossen gebeurt, kunnen we slechts raden aan de hand van de beschrijving van de vreselijke stank die er vandaan komt. En als Toska en haar buurman beginnen te verslijten, gaan ze zwijgend aan de wodka. Stilletjes lopen alle dorpelingen hun eigen wonden op, hun eigen roestplekken.
Er is wel die populier op het erf van de boerderij waar Szymeks beste vriend Budzik woont. “Vroeger scheen je met een kruiwagen tussen zijn stam en de muur van het huis door te hebben gekund en dan was er nog ruimte over”, schrijft Malecki. “Nu kon hij er zich nauwelijks in zijn eentje tussendoor wringen.”
Budziks vader Andrzej heeft een ingewikkelde relatie met deze boom. Enerzijds lijkt het een vriend, misschien wel een familielid. De populier heeft immers al naar gesprekken van vijf generaties van de familie geluisterd. In die boom is hun urine getrokken. In die boom zit hun hele geschiedenis. Maar hij zegt ook tegen zijn zoon dat hij bang moet zijn voor de boom.
Als Andrzej op sterven ligt, wil hij over niets anders praten dan over die boom. “Als over een denkend, voelend iemand. Een gehaat iemand.” Hij stuurt Budzik naar buiten om te kijken hoe het met de boom gaat. “Later vertelde [Budzik] dat hij kwaad was op zijn vader omdat die dit soort idiote bevelen gaf en kwaad op zichzelf omdat hij die uitvoerde.”
Na Andrzejs overlijden vindt Budzik naast het bed een aan hem gerichte krabbel: ‘Alsjeblieft, hak die populier om.’
Noodkreten
Daarmee heeft Budzik die ingewikkelde relatie met de boom geërfd.
Enerzijds begrijpt hij dat het een kwestie van tijd is voordat de populier het huis zal ontwrichten. Anderzijds: had zijn vader hem niet iets anders kunnen vragen? Om het even wat. “Maar nee, alleen die populier, aan één stuk door die populier, of die stomme boom belangrijker was dan Budzik zelf, dan zijn moeder.”
Ondertussen is de vriendschap tussen Szymek en Budzik langzaam bekoeld om uiteindelijk letterlijk met een klap te eindigen. Szymek, die in zijn korte leven al heel wat roestplekken heeft opgelopen, ontvlucht het dorp.
Een paar maanden later gaat Budzik dan toch het gevecht aan met de populier. Die laatste wint. Budzik is – opnieuw: letterlijk – een gebroken man. Hij stuurt zijn noodkreten als het ware het universum in. ‘Vuile gore populier fokking kutpopulier.’ Het is Szymek die toevalligerwijs deze boodschappen in handen krijgt. Op het moment dat hij begrijpt dat hij Budziks nood niet langer kan negeren, springt hij op de trein terug naar Chojny. Uiteindelijk is het die vermaledijde populier die hen hun oude vriendschap doet herstellen.
Kees Bals