‘Hier hoef ik geen ratrace aan te gaan’
De tuin van… Thomas
Thomas wil graag over zijn tuin vertellen. Er zelf over schrijven, dat liever niet. Daarom nodigt hij mij uit en doet zijn verhaal terwijl hij zijn venkelknollen oogst. “Dit is toch magisch?”
“In mijn tuin voel ik me verbonden met de wereld, heb ik het gevoel deel uit te maken van een groter geheel, waar ik verantwoordelijkheid voor draag en waar ik iets terug voor krijg.
Je kunt gieteren, schoffelen, slakken vangen, maar wat je uiteindelijk kunt oogsten, heb je nooit helemaal in de hand. Het blijft vechten met de elementen. Je moet loslaten. Je kunt het nooit helemaal goed doen, je lot is in handen van de natuur. Dat is troostend, en therapeutisch.
Eigenlijk zou ik niet meer afhankelijk willen zijn van het systeem. Het systeem waarin je geld verdient, waarvan je dan groente koopt in de supermarkt. Met Janke, de fietsenmaker, regelde ik het zo dat als zij mijn fiets repareerde, ik haar groente gaf. Eigenlijk is het enige wat ik nodig heb een dak boven mijn hoofd, voedsel en wat geld voor de opleiding van mijn kinderen. Zoals we hier nu staan, dat is toch magisch? Een klein zonnetje, vogels die fluiten, een paar bloemen. Dan heb je toch niet veel meer nodig?
Ook dat we een vereniging zijn maakt het leuk. We delen met zijn allen een stukje land. Soms is er wat spanning, maar daarom maken we afspraken met elkaar. We tuinieren met elkaar, we maken praatjes over hoe goed de kolen het doen, of hoe goed de slakken het doen. Dat met elkaar delen, dat waardeer ik.”
Gelukkig met onkruid
“Door op mijn tuin te rommelen zit ik lekkerder in mijn vel. Ik heb het tuinieren echt nodig om mijn hoofd leeg te maken. Op het moment dat ik hier bij de vereniging begon, zat ik overspannen thuis. Mijn moeder zei het een beetje dwingend toen er een tuin vrij kwam: ‘Dat moet je echt doen.’ Ik knapte er inderdaad van op. Als ik met mijn handen in de aarde zit, dan maak ik verbinding met iets dat niet over mij oordeelt, waarmee ik geen ratrace hoef aan te gaan.
Wat ik leuk vind, is dat je dingen eet die je niet in de supermarkt kunt kopen. Als je daar doperwtjes haalt, dan zijn die al minstens een halve dag oud en is de suiker al grotendeels omgezet in zetmeel. Vers geplukte erwtjes smaken zoveel lekkerder. Maar dat is voor mij iets bijkomends. Dat is leuk, gewoon leuk.
Ik merk dat ik in de loop der jaren minder meedogenloos ben geworden. In eerste instantie tuinierde ik echt om mijn gezin te voeden. Slakken die mijn planten opaten, sneed ik daarom doormidden. Nu zie ik die meer als een deel van de natuur. Nou ja, soms doe ik het nog wel. In die spruitkool daar zaten wel honderd slakken. Die zijn nu dood.
Ik laat nu ook planten doorschieten. Hier, die schorseneer bijvoorbeeld. Als je alleen maar bezig bent met eten, eten, eten produceren, dan zou je niet weten dat die zulke leuke bloemetjes maakt. Ik begon heel industrieel, probeerde zoveel mogelijk voedsel van de grond te trekken. Ik was gelukkig met zwarte aarde. En nu maak ik de grond alleen schoon waar ik wat wil telen en op de rest laat ik groeien wat er naar boven komt. Nu vind ik het een compliment als mensen mopperen dat ik zoveel onkruid heb staan.”
Kees Bals
Schorseneer Smeerwortel Zweefvlieg op paardebloem