De winter door met winterpostelein
Winterpostelein is een vergeten groente. Het heet winterpostelein omdat je het meestal in de winter of herfst (oktober tot maart) oogst. Het is heerlijk in salade maar ook als stamppot. Niet te verkrijgen bij Albert Heijn, soms wel bij Ekoplaza. Des te leuker om het zelf te zaaien. En het is heel gezond.
Winterpostelein is een eenjarig laagblijvend plantje, vijftien tot veertig centimeter hoog. Tijdens de bloei is het gemakkelijk te herkennen aan de schotelvormige bladeren, waar de stengel door heen lijkt te groeien. De gewone bladeren zijn twee à drie centimeter groot. De twee om de bloemstengel vergroeide bladeren zijn groter. De witte bloemetjes blijven erg klein.
Winterpostelein groeit op zowel klei- als zandgronden, maar heeft een voorkeur voor lichtere bodemtypes.
Oorspronkelijk komt winterpostelein uit Noord-Amerika. Via Cuba is de plant naar West-Europa gekomen. Vandaar dat hij in Duitsland ook wel ‘Kubaspinat’ genoemd wordt.
Winterpostelein (latijnse naam Claytonia perfoliata, synoniem: Montia perfoliata) behoorde vroeger overigens nog tot de posteleinfamilie (Portulacaceae), maar tegenwoordig is hij ingedeeld bij de Montiaceae. Hij lijkt ook niet op gewone postelein (Portulaca oleracea, synoniem: Portulaca sativa), dat in de zomer groeit, behalve dat ze beide vlezig blad hebben. Gewone postelein is dus geen familie. Deze soort komt van nature ook heel ergens anders voor, namelijk in India en het Midden-Oosten.
Zaaien
Als je winterpostelein zelf wil zaaien: het zaad is bij de Bolster verkrijgbaar. Houd bij het zaaien een rijafstand aan van vijftien á twintig centimeter, en zaai niet te dicht in de rij, want winterpostelein kan brede plantjes geven. Dun eventueel uit op drie tot vijf centimeter in de rij. Winterpostelein heeft over het algemeen weinig bemesting nodig, compost is perfect.
Bij strenge vorst is het verstandig om de winterpostelein af te dekken. Verder heeft winterpostelein weinig last van ziekten en plagen.
Mierenbroodjes
Aan het einde van de winter schiet winterpostelein snel in bloei. Je kunt het dan nog steeds oogsten. Daarna maakt het heel veel zaad aan. Over dat zaad is nog iets interessants te vertellen. De een tot anderhalve centimeter grote zaden hebben namelijk een mierenbroodje. Een mierenbroodje is een aanhangsel aan zaden of vruchten van sommige plantensoorten, dat als voedsel kan dienen voor mieren. De mieren nemen het brood met het zaad mee naar hun nest. Hierdoor verspreiden de mieren de zaden verder van de plant af. Immers, tijdens deze tocht kan het mierenbroodje al van het zaad afbreken of anders wordt in het nest het voedsel van het zaad afgebeten en het zaad weer naar buiten gebracht. Het oliehoudende en koolhydraatrijke mierenbroodje wordt vooral door mierenlarven gegeten.
Afsnijden
Over het oogsten: snijd de plantjes af bij de steeltjes. Als je ze niet te kort afsnijdt, kun je later waarschijnlijk nog een tweede keer oogsten, en in een kasje misschien zelfs een derde keer.
Winterpostelein kan niet zo lang bewaard worden. Het beste is om de groente zo snel mogelijk na het oogsten te eten. Bewaar je de blaadjes in een zakje in de koelkast, dan blijven ze nog een tot drie dagen goed.
Vitamine C
Winterpostelein is prima rauw te eten, bijvoorbeeld in een salade. Maar je kunt er ook een pasta mee verfraaien of er een stamppot mee maken. Er zit veel vitamine C in. In Amerika werd de plant door zowel Indianen als de goudzoekers in Californië gewaardeerd. Voor deze laatsten was het een belangrijk bestrijdingsmiddel tegen scheurbuik in het vroege voorjaar, wanneer zij gebrek aan vitamine C hadden. Diverse stammen waardeerden overigens niet alleen de zachte blaadjes, maar ook de knollen, die eetbaar zijn evenals de wortels.
Lara van den Bosch